Tijdens deze Giromanager voer ik een experiment uit: ik besloot de categorie tussen 3m en 6m een keertje over te slaan. Want welke voetbalploeg heeft nu nood aan een middenveld? Inderdaad ja, de theorie is wat wankel. En ook de uitvoering gaat voorlopig niet van een leien dakje.
COLUMN
In naam van de wetenschap gleed ik in mijn spandex, trok mijn heldencape aan en maakte alvast plaats in mijn vitrinekast voor toekomstige medailles voor moed en zelfopoffering. Want in de aanloop naar deze eerste editie van de Giromanager besloot ik een experiment uit te voeren. Ik legde mezelf volgende strenge regel op: kies alleen maar voor toprenners van 7m of meer en vul je ploeg op met kleintjes van 2m. En dat allemaal voor u, beste lezer. Zodat u met het oog op de Tour eventueel een nieuwe tactiek voorhanden heeft.
Ik kroop in de rol van geheelonthouder en vocht als een pater tegen de nietzschiaanse driften. Nu ja, laat ons nu ook niet overdrijven. Een pater heeft wel andere lusten te onderdrukken. Maar ik moest toch een hardnekkige drang intomen. Want bij het uitkiezen van renners liggen geloof en twijfel altijd dicht bij elkaar: ze worden verbonden door een resem degelijk geprijsde middenvelders die steeds een aantrekkelijk compromis vormen. De neiging om een topper te vervangen door een goedkoper alternatief om zo geld vrij te maken, tikt voortdurend op de schouder. Het was de bedoeling om net die neiging te overwinnen.
En zo geschiedde. Andreas Leknessund liet ik links liggen. Vincenzo Albanese kwam een miljoentje tekort. Voor Thibaut Pinot zijn fratsen had ik geen geduld. En David Dekker mocht nog zo mooi in de solden staan, in mijn winkelkar was voor hem geen plaats. Die vulde ik enkel met een combinatie van luxemerken en Everydayproducten.
In theorie: minder risico en meer toptransfers
“Waarom?”, hoor ik je vragen. “Waarom jezelf zo kwellen?” Wel, in de klassiekers werd nog maar eens duidelijk hoe belangrijk de toppers boven de 7m zijn en wat een minuscule bijrol er slechts is weggelegd voor zogenoemde dark horses. Hoe meer toppers je kunt opstellen, hoe beter. Bovendien zijn renners van 3m en 4m vaak zulke gokjes, dat je even goed iemand van 2m kan nemen zodat je kan investeren in een duurdere ‘zekerheid’.
Daarnaast bieden duurdere renners ook meer opties voor transfers: het is gemakkelijker om andere dure vogels in de ploeg te brengen, want je geld zit minder verdeeld over verschillende renners. Vier en-op-eentransfers zijn niet onwaarschijnlijk, waardoor je meteen vier andere toppers kan inbrengen. Je geld gaat met andere woorden zo min mogelijk verloren.
Allemaal goed en wel, maar de klassiekers zijn de Giro niet. Een ronde-etappe is niet te vergelijken met een monument als Parijs-Roubaix of zelfs een koers als Kuurne-Brussel-Kuurne. Een topper zal bijvoorbeeld nooit een klassieker zomaar weggeven (tenzij je Wout Van Aert heet natuurlijk), terwijl klassementsmannen – vaak de duurste renners – in een grote ronde al eens een snipperdag durven nemen. Dan laten ze de vluchters strijden voor de dagzege, én de punten. Zo reed de top van het klassement in de Giro van vorig jaar slechts een keer of drie voor etappewinst. En wie gaat er dan meestal met de bloemen lopen? Jawel, de goedgekozen middenvelders. Dus welke idioot zou die categorie dan overslaan?
Klopt helemaal, en bij het neerschrijven van die redenering grijpt de twijfel me al bij de keel. Maar laat me toch even wat tegenargumenten op tafel zwieren. Ten eerste: de eindafrekening van het klassement is meerdere ritwinsten waard. Als je dan – via opgespaarde een-op-eentransfers – een kransje prijsbeesten in de ploeg hebt, compenseer je voor die gemiste lucky shots in overgangsetappes. Bovendien is het aantal dure vogels beperkter dan in de klassiekers en lijken de keuzes in die categorie in een grote ronde daarom minder risicovol.
Ten derde is er in de puzzel ook nog steeds plaats voor twee dure vrijbuiters die in meerdere etappes voor een top vijf kunnen gaan. In vluchtersetappes ben je dus niet per se kansloos. Meer zelfs, in principe heb je twee elitevluchters die zelfs veel kans maken op etappewinst. Tot slot is het niet onmogelijk in de Giro dat een minder bekende naam van 2m, waarvan je er met deze tactiek genoeg hebt, podium rijdt. Dat is ook gebleken in rit 7.
Om die redenen geloof ik toch in deze theorie, ook in een grote ronde. Al liggen geloof en twijfel ook hier akelig dicht bij elkaar.
In de praktijk: nog niet knock-out
Tot zover de theorie, nu de praktijk. En daar kan ik voorlopig heel kort over blijven: het is nog gene vette. Al kan men argumenteren dat in de wetenschap een tegenvallend resultaat ook een resultaat is, en misschien zelfs meer waard is dan een succes: het geldt namelijk als tegenbewijs. ‘De tactiek is niet per definitie succesvol’ is een sterkere conclusie dan ‘de tactiek is zeker één keer succesvol geweest’. Al zijn momenteel beide conclusies nog niet aan de orde, om de simpele reden dat we nog maar één week ver zijn.
De ploeg waarmee ik aan de Giro begon:
Met een 9.240ste plaats is er zeker nog veel ruimte voor beterschap. Het is bovendien nogal naïef om te denken dat ik die achterstand in de eindafrekening wel zal inhalen. De juiste renners kiezen blijft uiteraard de basis van het spel, en daar heb ik met mijn twee vrijbuiters (Lennard Kämna en Magnus Cort) voorlopig grandioos gefaald. Maar opnieuw: Rome is nog ver. De andere toppers hebben wel al hun waarde bewezen. En wat de kleintjes betreft: je kan dagen research doen, het blijft enorm moeilijk om de juiste Bais eruit te pikken.
De tactiek heeft dus al wat klappen gekregen, maar van een knock-out is nog geen sprake. Met een miljoentje overschot heb ik bovendien nog wat ademruimte.
En zo gaat dit onderzoek moedig verder. En dat allemaal voor u, beste lezer, voor de wetenschap en voor … mezelf, want zo heb ik bij een pijnlijke afstraffing in de minicompetitie een goed excuus klaar.
Comments