In 2021 namen met Jelle Vanendert en Maarten Wynants twee Limburgers afscheid van de wielersport. Niet getreurd, een nieuw klimtalent staat – samen met Lommelaar en ex-dark horse Jordi Meeus - klaar om Limburg de komende jaren te vertegenwoordigen in het profpeloton. Kamiel Bonneu (22) versierde op de valreep een contract van twee jaar bij Sport Vlaanderen – Baloise: “De ideale ploeg om veel bij te leren”
Foto: Joeri De Coninck
Het profcontract komt net op tijd, want het was je laatste jaar als belofte. Heb je gedacht dat je droom om prof te worden uiteen zou spatten? “Ik ben het jaar begonnen met de gedachte dat ik prof zou worden. Tot ik plots in het ziekenhuis lag met een enkelbreuk, toen namen de twijfels toch even de bovenhand. Daarna heb ik opnieuw heel hard gewerkt. Gelukkig is het uiteindelijk in orde gekomen. Ik denk dat de ploeg wel potentieel in mij zag. Ik krijg de kans om veel bij te leren, want het is moeilijk om meteen de stap naar de profs te zetten. Zeker voor iemand als ik, niet het àllergrootste talent.”
Redacteurs van De Lead-Out zijn verslaafd aan statistieken en uitslagen. Zo ook aan www.procyclingstats.com. Jouw eerste opvallende resultaat dateert van september 2017 bij de junioren, een vijfde plaats in La Philippe Gilbert. Remco Evenepoel won en je staat daar tussen heel wat renners die nu al prof zijn: Sébastien Grignard, Ilan Van Wilder, Ward Vanhoof, Thymen Arensman… Denk je op dat moment voor het eerst dat een toekomst als profwielrenner tot de mogelijkheden behoort?
“Eigenlijk had ik dat gevoel al snel bij de junioren. In mijn eerste maanden won ik meteen twee koersen. Ik deed overal mee voor de overwinning. In juni van dat jaar brak ik mijn sleutelbeen. Heel mijn zomer viel weg. Tien weken na de breuk reed ik mee in La Philippe Gilbert. Ik had daar meteen goede benen. Alleen reed Remco zo hard dat ik moest lossen op La Redoute, anders had ik meegedaan voor de overwinning. (lacht)”
De aanpassing bij de beloften verliep iets moeilijker. Hoe kwam dat?
“In mijn eerste jaar bij de beloften ben ik héél veel tegen de grond gegaan. Elke keer opnieuw lag ik erbij. Daarna maakte ik een goede winter door, maar in mijn tweede jaar zat ik vlak achter de valpartij van de betreurde Stef Loos. Het plezier in het wielrennen was op dat moment weg. Ik twijfelde of ik het nog wel wilde doen. Het jaar nadien heb ik de knop omgedraaid, maar toen brak de pandemie los en vielen alle mooie koersen weg. Een knieblessure zorgde er dan ook nog eens voor dat ik niet goed uit de coronaperiode kwam en in juli van dit jaar lag ik nog in het ziekenhuis met een enkelbreuk. Gelukkig kon ik midden september weer meestrijden in Luik-Bastenaken-Luik waar ik als zeven eindigde. Ik kon eindelijk terug meedoen om de koers te winnen. Dat had ik de jaren voordien enorm gemist. Die koers viel perfect in zijn plooi. Ik deed geen domme dingen en verspilde geen onnodige energie onderweg. Ik was heel blij dat de finish op La Redoute lag, want een sprint op een klimmetje kan ik wel aan.”
Je bent een jaartje ouder dan Remco Evenepoel en een jaar jonger dan Tourwinnaar Tadej Pogaçar. Voel je druk van buitenaf om snel door te groeien naar een hoog niveau bij de profs?
“Ik leg mezelf wel druk op, zoals iedereen denk ik. Vanuit de ploeg heb ik niet het gevoel dat er echt druk is om te presteren. Zeker in het eerste jaar moet je veel leren en zorgen dat je beter wordt. Dan volgen de resultaten wel. Veel renners leggen voor zichzelf zo hoge verwachtingen op, dat je daar nooit aan kan voldoen. De mensen verwachten ook niet dat een renner van onze ploeg wedstrijden wint. Bij grotere ploegen heb je dat wel natuurlijk. Ex-prof Dennis Vanendert is mijn trainer, het helpt ook wel dat hij me tips kan geven.”
Evenepoel, Van Wilder, Vansevenant… Vanwaar komt de plotse opstoot aan klimmerstalenten in België?
“Ik heb me als eerstejaars junior ooit ingeschreven voor het klimproject bij Belgian Cycling, maar ik mocht niet komen. Ze zeiden me dat ik geen klimmer was. Waarschijnlijk woog ik net iets te veel en was mijn inspanningstest niet goed genoeg. Ze doen wel hun best om jongens met klimtalent kansen te geven met een stage in de Vogezen en de beste renners mogen ook enkele wedstrijden rijden in het buitenland. De echte klimkoersen.”
Zijn dat ook de koersen waar je in wil uitblinken?
“Zeker de Ardennenklassiekers. Kortere klimmetjes van vijf à tien minuten zijn echt mijn ding. Ik ga nu niet zeggen dat ik daar dit jaar al prijs ga rijden. Hoewel, zeg nooit nooit. Op termijn wil ik ook wel zien hoever ik kan geraken als klimmer. Bij mooi weer probeer ik één keer per week naar de Ardennen te gaan. Het liefst van al zit ik in de bergen. De Vogezen en als ik meer tijd heb de Alpen. Veel aangenamer om te trainen, hè.”
Ik neem aan dat je droomkoers om te winnen dan Luik-Bastenaken-Luik is?
“Ja, Luik en Lombardije. Dat zijn twee monumenten, hè. Al gaat op dit moment de Waalse Pijl me beter liggen. Als eerstejaars prof zal Luik-Bastenaken-Luik waarschijnlijk wat te lang zijn. De afstand van de Waalse Pijl is ongeveer 200 km en van Luik-Bastenaken-Luik 270 km. In die laatste 70 km rijden ze dan ook nog net het hardste. (lacht)”
De Waalse Pijl, Luik-Bastenaken-Luik, … Is Kamiel Bonneu ‘een type Alaphilippe’?
“Dat is een moeilijke vraag. Een ploegmaat van mij zei vorig jaar altijd dat ik hetzelfde profiel heb als Michael Woods. De kleine, steile klimmetjes zijn echt mijn ding en een langere klim raak ik ook over. Tijdrijden is dan weer echt niet mijn ding. Dat kan nog wel iets verbeteren, maar het zal altijd schade beperken worden in de kleine rondjes. Mijn aerodynamica is echt triestig, dan weet je dat het moeilijk wordt om ooit een goede tijdrijder te zijn.”
Met je 22 jaar maak je tegenwoordig een late overstap naar de profs, meer en meer junioren maken meteen de stap naar de profs. Daarom besloot Flanders Classics ook om de Ronde van Vlaanderen voor beloften niet meer te organiseren. Een gevaarlijke tendens in jouw ogen?
“Ik vind dat jammer, ja. Kijk bijvoorbeeld naar João Almeida. Hij heeft twee jaar als goede belofte rondgereden, maar was niet iemand waarover je zou zeggen dat hij binnen de twee jaar top vijf in een grote ronde zou rijden. Hij heeft het nu al twee keer gedaan. Sommige jongens hebben gewoon langer tijd nodig dan anderen om profrijp te worden.”
Gent-Wevelgem voor beloften, beter bekend als de ‘Kattekoers’, blijft wel behouden. Als heuvelspecialist/klimmer lag die koers minder binnen je mogelijkheden. Op basis van je Instagrampagina lijk je alleszins wel een liefde voor katten te hebben.
(lacht) “Ja, ik heb eens voor de lol een aparte Instagrampagina van mijn kat gemaakt. De kat van mijn ouders was dat eigenlijk. Ik woon nu samen met mijn vriendin en hier hebben we ook twee katten.”
“Een ploegmaat van mij zei vorig jaar altijd dat ik hetzelfde profiel heb als Michael Woods. De kleine, steile klimmetjes zijn echt mijn ding en een langere klim raak ik ook over”
De belangrijkste vraag nu. Speel je Sporza Wielermanager?
“Ja, natuurlijk! Elk jaar richten we met de wielerploeg van Achel een minicompetitie op. Al is er geen prijs aan verbonden, of het moet een bak bier zijn.”
Hoe waren je resultaten vorig jaar?
“De Tour was redelijk goed. De klassiekers niet, denk ik. Wat verkeerd gegokt. Ik had gedacht dat Greg nog goed ging zijn, maar ja…”
Geef ons eens een paar tips voor het spel. Welke jonge talenten zie je volgend jaar doorbreken?
“Bij ons in de ploeg is Arne Marit redelijk snel. Hij maakt zeker kans om top tien te rijden in de koersen voor sprinters. Ik zou daarnaast Florian Vermeersch zeggen, maar na zijn tweede plaats in Roubaix is dat geen geheim meer hè. Brent Van Moer gaat ook nog een stap zetten, denk ik. Voor de rest is het moeilijk om te zeggen. Wout, Mathieu en Julian zijn zo goed dat het moeilijk is om daar outsiders tussen te zetten.”
Zou je jezelf selecteren?
“Het kan zijn dat ik mezelf selecteer voor de lol, ja. Het zal ook aan mijn programma liggen. De E3 en de Ronde van Vlaanderen lijken me ook nog interessant om te rijden, omdat het door de heuveltjes lastige koersen zijn. Voor de rest rijd ik sowieso niet veel Vlaamse koersen. De Ardense klassiekers hoop ik natuurlijk wel te rijden en ze fatsoenlijk te beëindigen. Ik ga nu niet zeggen dat ik daar prijs ga rijden. Hoewel, zeg nooit nooit.”
Slotvraag. Hoe gaan we ons Kamiel Bonneu binnen 10 à 15 jaar herinneren?
“Ik hoop als een goeie coureur. Ik ben zelf ook heel benieuwd hoe het eraan toe zal gaan. Hopelijk ga ik een mooie carrière tegemoet. Het zal stapje voor stapje moeten gebeuren.”
Commentaires